Ds. Willem Smouter, voorzitter van de landelijke vergadering van de NGK, opent de dag door iedereen welkom te heten als “broeders en zusters van het zelfde huis.” Hij spreekt zijn dankbaarheid uit voor al de mensen die gekomen zijn. Naast de 67 afgevaardigden van de landelijke vergadering en de generale synode en zo’n 40 genodigden, waren nog ruim 250 belangstellenden aanwezig in de Nieuwe Kerk in Kampen.
Geworteld en gegrond in Gods liefde
Smouter staat aan het begin van deze dag kort stil bij een gedeelte uit Efeziërs 3: 14-21. “Moge Hij vanuit zijn rijke luister uw innerlijke wezen kracht en sterkte schenken door zijn Geest, zodat door uw geloof Christus kan gaan wonen in uw hart, en u geworteld en gegrondvest blijft in de liefde.” Vooral dat geworteld blijven in de liefde vindt Smouter van wezenlijk belang in het proces. “Laat het groeien. Het is niet alleen bouwen. God is bezig. Je hebt daarin elkaar nodig. Dat is niet alleen een warme gedachte, maar de realiteit. We moeten geworteld en gegrond zijn in de liefde.”
Daarbij gaat het niet over de liefde voor elkaar, benadrukt Smouter. Daar red je het volgens hem niet mee: “Ga daar maar niet op bouwen en probeer niet je wortels daarin te hebben. Dat gaat niet goed. Het gaat om onze liefde tot God. Dat verbindt en daarmee kunnen we aan de slag. De liefde van God voor ons zijn kerk, voor ons verloren mensen. Dat bid ik, dat we nu en altijd daarin geworteld zullen zijn en daarop zullen bouwen.
Inspiratie
Na het openingswoord van Smouter voeren zeven sprekers het woord die vanuit het kerkelijk vlak hun ideeën mochten geven op het proces van eenwording. De spreektijd is beperkt en de regie daarop streng. De meesten houden zich keurig aan de tijd en zo ontvouwt zich binnen een uur een palet aan inspiratie.
Ds. Willem van ’t Spijker (CGK) start zijn 7 minuten met uit te spreken dat hij hier niet staat namens de CGK, maar op persoonlijke titel. Hij memoreert aan de lange geschiedenis van gesprekken met de kerken over en weer. En spreekt zijn teleurstelling uit over de laatst genomen besluiten op de synode van zijn kerken om niet verder mee te willen werken aan een GTU. Daarna richt hij zich op het proces van samengaan van de GKv en NGK en spreekt hij in dat kader over de balsem van Gilead, zoals genoemd in Jeremia 8:22. Een balsem die wonden heelt en die ook de wonden van een gescheurde kerk kan helen. Een balsem met de helende en vergevende kracht van Christus, die we als kerken nodig zullen hebben in het proces van hereniging. Een balsem “om de ontmoedigden weer hoop te geven en gebrokenen te laten helen.” Verder roept hij op te blijven bidden en als je dan niet kunt bidden zoals Paulus, dan kun je altijd nog spreken met elkaar van de liefde van Jezus en zeggen: hij stierf voor allen!
Janneke Burger spreekt vanuit het perspectief van de komende generatie. Wat heeft de kerk van de toekomst nodig? Kern van haar betoog is dat het van belang is om transparant en eerlijk te zijn. “Ik heb mijn kinderen verteld dat er momenten van ruzie kunnen zijn in de kerk. Maar ook dat er momenten zijn waarop het goed gemaakt wordt.” Ook staat Burger stil bij de vraag hoe we de geschiedenis van kerkelijke ellende een plek kunnen geven in de kerk van de toekomst. “Ik denk dat we de behoeften van kinderen aan kleinschaligheid, zoals ze dat ervaren in de kringen, moeten combineren met de pijn van de oudere generatie. Daarover moeten we eerlijk zijn. Eerlijk over ons eigen aandeel in hoe we kerk zijn geweest, over onze schaamte. Hoe we daarmee naar God toegaan en hoe we willen leven van genade en hoop.” Burger roept haar toehoorders op om eerlijk te durven zeggen tegen je kind of kleinkind waar je spijt van hebt. Het zou mooi en goed zijn voor de kerk als zulke gesprekken plaatsvinden. “We hebben het nodig om transparant te zijn. Daar kunnen we de komende tijd dan in oefenen.” Burger verwijst naar de Bijbel die leert eerlijk te zijn over je zelf, je schuld en schaamte. “Als we zwijgen zal alles zeker instorten (Ps 32). Maar als onze kinderen weten en ervaren dat de verhalen echt zijn, weten ze ook dat de verhalen over God waar zijn.”
Pieter Niemeijer legt in zijn betoog van 7 minuten de nadruk op de eenheid in geloof die we moeten nastreven. “Op dat zij één zijn”, de uitspraak van Christus in Mattheus hebben we als vrijgemaakten altijd betrokken op kerkelijke eenheid. Dat is waaraan we wilden werken. Maar organisatorische eenheid is geen doel in zich, betoogt Niemeijer. “Toen Christus bad voor eenheid, bad hij voor eensgezindheid in geloof. Eenheid in de ware leer van de volkomen verlossing. Echte eenheid komt er niet zolang we alleen over elkaar spreken. Eenheid blijft er ook niet zolang we maar met elkaar blijven spreken. Christus hebben we daarbij nodig. Dan is echte eenheid pas mogelijk. Daarop blijven we aangewezen. Door Christus moeten onze banden groeien en verdiepen. Zolang je je eigen standpunt absoludeert, komt er geen toenadering. Eenheid vergt en schept groeiende en verdiepende eensgezindheid in geloof.”
Jan van Dijk gaat terug in de tijd van de breuk, naar de pijn van ds. Brands uit Oegstgeest die Van Dijk aan de keukentafel vertelde dat het beste deel van zijn gemeente was weggegaan. De druk en de pijn waren zo goed te voelen in dat gezin, vertelt Van Dijk. “Ik gun iedereen voor wie het verleden nog een last is een ontmoeting van gebed verootmoediging, zodat die last van hem kan afvallen.” Van Dijk vertelt dat hij dit zelf ook heeft mogen ervaren toen hij met een broeder uit de GKv hierover in gebed ging. “De droevige herinnering blijft, maar de pijn is weg.”
De ontmoeting met elkaar is van groot belang stelt Van Dijk. “Onzuivere beeldvorming speelde destijds een grote rol. Het ontbrak echter vaak aan ontmoeting, aan een gesprek van hart tot hart. Zo kwam het tot een vechtscheiding.”
Deze dag ziet Van Dijk als een ‘vrucht van wat er plaatselijk groeide’. “Wanneer je deze dag ziet als een verloving, dan kan dat alleen als er liefde is. Daarvoor is het nodig elkaar te ontmoeten. Trouwen is voor het oog van de buitenwereld daadwerkelijk een worden. Verloven is trouw beloven. Aan onze trouw ligt de trouw van God ten grondslag. En daaraan ligt de trouw aan het woord ten grondslag. Dit gegeven past wonderwel in de traditie van onze kerken.” Tot slot refereert Van Dijk aan een tekst uit Hebreeën 4: “Levend en krachtig is het woord van God.[…] Laten we dus zonder schroom naderen tot de troon van de Genadige, waar we telkens als we hulp nodig hebben barmhartigheid en genade vinden.” (vers 16)
Arjan Plaisier begint zijn zeven minuten met “Wat bij elkaar hoort, komt bij elkaar”. Er zijn mensen die zeggen dat kerkelijke eenheid niet belangrijk is. Mijn vraag is als we er geen energie moeten besteden om te verenigen, waarom dan wel veel energie besteden om te scheuren? Als het wat kost om zichtbaar te scheuren, mag het ook wat kosten om zichtbaar te helen.
Plaisier gaat in op de betekenis van het samengaan van twee kerken, voor de kerk zelf, maar ook voor de wereld om ons heen. Wanneer twee gaan samen en het is een geval van water bij de wijn en wat rekken en strekken, dat betekent het niet veel. Het kan volgens Plaisier alleen maar betekenis krijgen wanneer twee samen dieper in de waarheid komen, meer op Christus gaan lijken en hem navolgen. “Elke breuk heeft iets van kortzichtigheid. Die ons fixeert op de letter van ons gelijk. Tot we daaruit ontwaken. En wat een genade is dat. Dan ontstaat een kerk met een identiteit en geloofsbelijdenis. Die niet minder gaat geloven, maar meer. We hebben niets aan een kerk die niets meer weet, maar wel aan een kerk die getuigt van Gods liefde. Een kerk die verenigd is, moet dieper geworteld worden in Christus.”
Om te illustreren hoe het er met de kerk voorstaat in deze tijd, gebruikt Plaisier de metafoor van een scheepje. “De kerk is een scheepje dat naar de morgen vaart. De morgen is ongewis en al onze kerkscheepjes zijn lek. We liggen regelmatig bij een werf en moeten flink hozen. Er is aan veel kerkelijk bedrijf een einde gekomen. We moeten het weer van voor af aan leren.” Als kerk zijn we in een storm verzeild geraakt, stelt Paisier. “De storm van onze cultuur en wie daar voor geen oog heeft, is ziende blind. We zijn veel kwijtgeraakt en er ligt veel tuigage in zee. Maar toch, er vaart weer een bootje op het water. Een lichter bootje, misschien ook vrolijker. Tot zegen van onze tijdgenoten.” Plaisier spreekt de hoop uit dat mensen mogen gaan ervaren wat er gebeurt aan boord van dat scheepje. En hoe geweldig het is als je daar bij mag horen. En dat deze dag daaraan bij mag dragen, ‘want dan is deze dag een dag van zegen’.
Sjirk Kuijper begint zijn toespraak met “geslachten gaan, geslachten zullen komen wij zijn in uw ontferming opgenomen. Wij mogen bouwen op vaste grond van uw beloften en van uw verbond.” Dit is ook direct de kern van zijn betoog: de generaties en Gods verbond.
Kuijper staat stil bij de betekenis van het verbond. “God van het verbond gaat over verbinding van God met mens en mensen met elkaar, maar ook over verbinding van generaties. Geloof is iets wat je wordt doorgegeven van geslacht tot geslacht. De kerk is de enige vereniging waar je door geboorte lid van bent. Geloof is niet bij ons begonnen. Wij staan op de schouders van ons voorgeslacht. Daarom begin je niet je eigen kerkje alsof je daar spontaan visie voor kunt krijgen. De kerk is geen start-up. De kerk is een erfgoed. Daar geniet je vruchtgebruik van, daar zorg je voor, dat geef je door.”
Maar hoe geef je de kerk door, wanneer deze in stukken scheurt? Kuijper bekijkt dit vanuit het perspectief van zijn opa die in 1936 overleed en de vrijmaking en latere breuk niet heeft hoeven meemaken. “Hij hoefde niet mee te maken dat twee van zijn zonen gereformeerd bleven en vier meegingen met de vrijmaking. En hij heeft al helemaal niet hoeven meemaken hoe later van die vier twee binnen verband bleven en twee buiten verband raakten.” Het verbond splitste zich binnen een generatie in drie familietakken. “De rechte lijn van het verbond van Abraham, Jakob en Isaak, ging uiteen bij Dirk, Herman en Piet. Ik ben alleen maar wat ik ben, omdat ik de zoon ben van Piet en niet van Dirk of Herman.”
Kuijper ziet zijn generatie als de schakel tussen een verbroken verbondsgeslacht en de generatie van onze kinderen. Dat brengt een verantwoordelijkheid met zich mee. Niet voor alles wat er is gezegd en geschreven, stelt Kuijper, maar voor daden en besluiten kun je wel functioneel verantwoording dragen. “Jouw actuele kerkelijke ambtelijke verantwoordelijkheid stelt je in de positie en geeft jou het morele recht om terug te komen op wat toen ontspoorde. Dat is belangrijk vooral als het om concrete besluiten gaat waar mensen persoonlijk onder leden. De huidige generatie leidinggevende heeft niet alleen een loyaliteit naar het verleden, maar ook naar de toekomst. Met het oog op onze verbondskinderen mogen ambtsdragers nu bidden: ‘Leg ons woorden in de mond die herstellen uw verbond. Spreek zelf door onze daden van vrede en genade’.”
Arine Brouwer vult haar zeven minuten niet met alleen woorden. Zij zet de afgevaardigden meteen in beweging. Ze moeten opstaan en een andere plek zoeken, zo ongeveer een meter verderop. Nadat iedereen een andere plek gevonden heeft, vraagt Brouwer wat het met de mensen doet. Het blijkt dat er verwarring is over het waarom van de actie en dat er ook onzekerheid is over wat dit te betekenen heeft en wat er nog meer staat te gebeuren.
Op deze manier illustreert Brouwer wat een fusieproces met je doet. Het gaat niet alleen over je hoofd, het gaat ook over je hart en lijf. Fusie betekent een beweging. Dat geeft inderdaad soms wat verwarring. Om een fusie goed te doen verlopen, is het belangrijk om aandacht te besteden aan een aantal behoeften dat elk mens heeft. Namelijk de behoefte aan relatie: waar hoor ik bij en waar ben ik veilig? De behoefte aan autonomie: mag ik mijzelf zijn als ik enthousiast ben of juist nog een heleboel vragen heb? En tot slot de behoefte aan competentie: welke bijdrage kan ik leveren, welke talenten kan ik inzetten?
In een fusieproces is het nodig dat er aandacht wordt besteed aan deze behoeften, stelt Brouwer. Dat is nodig omdat iedereen weer zijn plek moet vinden in de nieuwe structuur. Brouwer is hoopvol over dergelijke processen. “Ik heb er hoop op, omdat er in de Bijbel staat waar de samenhang vandaan komt. Lees maar in Efeziërs 4: 13 ‘Dan zullen we, door ons aan de waarheid te houden en elkaar lief te hebben, samen volledig toegroeien naar hem die het hoofd is: Christus’.”
Bezinning en verootmoediging
Na dit moment van inspiratie, volgt een moment van bezinning en verootmoediging. Ds. Melle Oosterhuis houdt een korte meditatie over Psalm 133. Waarin centraal staat dat wij een koninkrijk van priesters moeten vormen. Want hoe goed is het wanneer we als broeders en zusters samen wonen? Het punt dat de dichter in deze psalm wil maken is, zegt Oosterhuis, is dat we de muur afbreken en als broeders één huishouding gaan vormen. Eén priesterschap, ootmoedig voor God. Daar gebiedt de Heer de zegen!
Na deze overdenking is er ruimte voor verootmoediging. Oosterhuis legt uit dat je bij verootmoediging jezelf als offer aan God brengt. “Blijf met die verootmoediging allereerst dicht bij jezelf. Klaag niet je kerkverband aan, of broeders uit het verleden. Houd het bij jezelf.” Oosterhuis neemt daarin het voortouw door zichzelf als een offer aan God aan te bieden met de volgende woorden:
‘Heer, ik ben tekort geschoten als priester. In plaats van te offeren heb ik mijn zuster of broeder liefdeloos bejegend, pijn gedaan, laten stikken. In plaats van priester was ik lichtvaardig rechter. Ik schreef hen af, voor wie U uw Zoon gegeven hebt. Heer, ontferm U!’
Na deze woorden volgt zijn persoonlijke verhaal waarvoor hij verootmoediging wil vragen.
“In mijn jeugd logeerde ik vaak bij mijn oom en tante in Oosterbeek. Dat was altijd een heel fijne tijd. Sinds de breuk waren zij lid van de NGK in Oosterbeek. Op zaterdagavond rees uiteindelijk de vraag naar de kerkgang. Wij gaven aan dat wij naar de GKv zouden gaan in Arnhem en dus niet met hen mee naar hun kerk. Ik voel me daar nog schuldig aan. Hoe heeft dat zo kunnen gaan? Mijn oom bracht ons zondagochtend naar de bushalte. Hij kon niet meemaken om ons af te zetten bij de Koepelkerk in Arnhem die hun kerk was geweest. Zij hebben het mij en ons vergeven. Maar de pijn dat dit zich heeft voorgedaan blijft. Waar was ik als priester?”
Na deze verootmoediging spreekt Willem Smouter een gebed uit waarin ook hij zichzelf brengt als een offer aan God. “Wij hadden altijd dat geuzengevoel dat wij de Bijbel hadden. Dat was hoogmoed van mij. Dat wil ik bij u brengen God. Wees ons genadig.”